Het was boven op een berg dat er “fietsers afstappen” werd geboden. Toeval wou dat het verkeerslicht rood scheen en ik voet aan grond zette. Na de top komt de afdaling en reed er een roze rok met een Volkswagen Polo rond voorbij.
Iets verderop scheen het verkeerslicht weer rood. De roze rok stond vierde in rij, maar tot een gesprek kwam het niet. Na rode lichten komt groene schijn, er werd weer gefietst en gereden. Een witgeel monster reed traag op de autobaan, het moment was gekomen om een aanval in te zetten om het meisje met de roze rok toch maar een knipoog van nabij te kunnen werpen. Neus op het stuur en maar trappen en stoempen. De snelheid werd opgedreven naar een luttele 41 kilometer per uur maar ala, het witgele monster draaide af en de roze rok reed veel sneller dan 41 kilometer per uur rechtdoor.
Nog geen vijf kilometer verder hield een jongedame in een zwarte kleine wagen – vermoedelijk weer een Polo, maar ik was te zwaar onder de indruk van haar grote zonnebril en mooie, zwarte haren – het verkeer wat op. Ze keerde in’t midden van de baan en ik moest in de remmen voor een oldtimer. Moe van de inspanning voor de roze rok (van een chasse patate gesproken…) taffelde ik op’t gemak verder naar het volgende rode verkeerslicht.
Daar als eenzame fietser aangekomen duurde het niet lang vooraleer de zwartharige met de grote zonnebril naast mij kwam staan, haar raampje naar beneden deed en me met een hese, fransgeaccenteerde stem vroeg waar de Verbrande Brug stond.