Sinds 1922 (Richard Coudenhove-Kalergi en z’n Pan Europea) is er sprake van een “democratisch” ééngemaakt Europa (Hitler wou bijvoorbeeld ook een ééngemaakt Europa, maar dat was niet zo democratisch…). Helaas zijn er verschillende opvattingen over hoe dat ééngemaakt Europa moet georganiseerd worden. De twee meest tegenover elkaar staande strekkingen zijn die van de federalisten en de intergouvernementalisten.
De federalisten (ook wel supra-nationalisten genoemd, vanwege het overstijgen van het nationale belang) zijn mensen zoals Jean Monnet, Jean-Luc Dehaene en Guy Verhofstadt, die een zeer goede visie hebben van een sterk Europa. Een Europa dat de rol van papa speelt (en het goede voor zijn lieve kindertjes wil), en de lidstaten de brave kindertjes die luisteren naar hun papa. Trivia: Etienne Davignon was in de jaren 60 en 70 al actief binnen Europa.
De intergouvernementalisten daarentegen zijn (radicaal) tegen een sterk Europa. Zij vinden dat de lidstaten (en hun nationale regeringen) het beste weten wat er goed is voor hun land. Typisch voorbeelden van intergouvernementalisten zijn Thatcher (en bij uitbreiding traditie-getrouw het Verenigd Koninkrijk), en twintig jaar daarvoor Charles De Gaulle (Frankrijk is tegenwoordig iets gematigder), Scandinavische landen, … Intergouvernementalisten willen zo weinig mogelijk soevereiniteit overdragen naar het Europese niveau (en doen dat typisch enkel als het nationale niveau zo geld kan uitsparen). Trivia: Groot-Brittannië betaalt sinds Thatcher en haar “I want my money back” furie nog maar 33% van de bijdrage die het normaal zou moeten betalen aan de Europese Unie. De visie hier is dat Europa rechtstreeks gecontroleerd wordt door de nationale regeringsleiders (of nationale sterke mannen (m/v)).
Sinds begin de jaren ’50 is men begonnen met de opbouw van een ééngemaakt Europa. Gezien de twee extreme standpunten aanwezig in Europa is dit een werk van lange adem. Om de intergouvernementalisten mee op sleeptouw te krijgen, is er bij cruciale besluitvorming unanimiteit vereist. Dit wil zeggen dat er maar één land moet zijn dat zijn veto stelt, en broodnodige vooruitgang voor Europa als instituut/organisatie/whateveryouwannacallit zit vast. We mogen er van uitgaan dat dit “probleem” (afhankelijk van of je het bekijkt als supra-nationalist of intergouvernementalist…) bij 27 landen erger is dan bij 6 landen (zoals ten tijde van de EGKS).
Het Verdrag van Lissabon zal dit probleem trouwens oplossen, en Europa minder onderhevig aan nationaal-politieke spelletjes maken (minder unanimiteit nodig, méér meerderheidsstemmingen). Hierdoor wordt de Europese Unie ook een beetje democratischer (in tegenstelling tot wat sommigen durven te beweren).
Ik hoorde ooit eens dat Thatcher had gezegd dat “het VK niet bij Europa wilden horen, en dat zelfs de geografie daar mee instemde door een zee tussen het VK en het continent te plaatsen”. Waarop iemand uit de tegenpartij haar vroeg “waarom ze dan zo graag wilde dat het VK de 51e staat van de VS werd, gezien de OCEAAN die tussen het VK en de VS ligt.”
(Of zoiets, de juiste bewoordingen ontsnappen me nu, het is al lang geleden. Het was op TV, en zoeken met een paar sleutelwoorden in Google levert niet meteen iets op.)
Soit, madam heeft wel het VK compleet naar de knoppen geholpen, net zoals Reagan dat tzelfdertijd met de VS aan ’t doen was. De weerslag van die afbraakpolitiek davert nog door tot op vandaag, en weegt zelfs zwaar door op de politieke tegenstanders van die twee: zowel de Democraten in de VS als Labour in het VK hebben een flukse rechtse draai gemaakt.
Het is dan ook wraakroepend dat een mens later leert dat indertijd Europa zo zeer op de knieën heeft gelegen — nota bene voor iemand die kort na haar gloriejaren gezwind werd onttroond door tegenstanders in haar eigen partij, en vervolgens al snel compleet niets meer betekenende.
Benieuwd of het Europa van de 27 wel gaat slagen in wat veel kleinere versies niet voor elkaar kregen.